Inleiding
Hoewel Piet Keizer op Home (1973) en Love In Your Eyes (1974) ook meezong, en op de bühne in de periode mei 1972- mei 1974 een volwaardige vervanger van Cees Veerman vormde, concentreren wij ons hierna echter toch op de vier belangrijkste op de plaat zingende katers. Inclusief hun belangrijkste composities. Om de essentie van hun samenzang (zie Deel 3 en 6) beter te kunnen doorgronden is het zinvol om de stemmen eerst apart onder de loep te nemen. Doorgaans worden popzangers – anders dan klassieke zangers – geclassificeerd aan de hand van het genre waarin ze zingen.
Klassieke stemindeling
Uit het hiernavolgende blijkt dat een dergelijke benadering inderdaad belangrijke verschillen tussen met name Piet Veerman en Cees Veerman oplevert. Toch kan ook de klassieke stemindeling enig licht werpen op met name de zang van Piet Veerman en daarnaast op de functie die de Catsstemmen qua bereik – in de meeste gevallen – binnen de samenklank hadden. Tessitura is de technische term voor het bereik waarbinnen een stem het beste tot zijn recht komt. In de klassieke zangpraktijk worden de mannenstemmen van hoog naar laag als volgt getypeerd: countertenor, lyrische tenor, lyrisch-dramatische tenor, lyrische en dramatische bariton, bas-bariton, centrale bas en octavist (profundo). Elk van deze stemmen heeft naast zijn eigen bereik daarbinnen ook zijn eigen karakteristieken.
Zo is de countertenor soepel, beweeglijk en het bruikbaarst in het hoge register, de falset, terwijl de lyrische tenor ingewikkelde technische passages kan zingen met een weke klank die vooral in zijn hoge bereik tot uiting komt (luister bijvoorbeeld naar de rol van Alfred in Verdi’s La Traviata); daar staat tegenover de lyrisch-dramatische tenor, zoals Beniamino Gigli en Mario Lanza, die juist vol en krachtig is in zijn lagere bereik en licht en beweeglijk in het hoge. Van laag naar hoog zou de indeling bij The Cats dan als volgt zijn: Piet Veerman (bariton), Cees Veerman (tenor), Arnold Mühren (tweede countertenor), Jaap Schilder (eerste countertenor oftewel de hoogste stem).
Belangrijke rol countertenoren
Qua gebruikt bereik is de stemdiversiteit binnen The Cats eigenlijk net zo groot als die van The Drifters en The Coasters (zie Deel 4). Het grootste verschil tussen de samenzang van The Cats, The Eagles, Crosby, Stills, Nash & Young en de BeeGees enerzijds en de rhythm & blues groepen van eind jaren vijftig anderzijds, was de binnen de zangpartijen feitelijk ontbrekende basstem, en de belangrijkere rol die was weggelegd voor countertenoren.
Piet Veerman
Van het kwartet had Piet Veerman van nature zowel het grootste volume als de laagste stem: een bariton. Nationaal erkend operakenner en generatiegenoot Kees Schilder (Kos) dacht bij zijn stem, vooral naar aanleiding van Scarlet Ribbons (Colour Us Gold, 1969), in eerste instantie altijd eerder aan een tweede tenorzetting (de lagere tenor). Ook zijn timbre vond hij meer tenoraal dan baritonaal. Bij het ouder worden kan het timbre ook meer richting die van een bariton gaan, met andere woorden voller en rijker worden. Bij nadere beluistering van de grootste hits gaf Kees Schilder (Kos) echter aan dat het bereik van zijn zangpartijen inderdaad meer binnen het natuurlijke bereik van een bariton ligt. Omdat de stem door het verlies aan spierkracht met het ouder worden ook wat hoogte kan verliezen, verwachtte Kees Schilder (Kos) ook niet dat Piet Veerman de hoge A in Vaya Con Dios (The Cats, 1968; in 1972 alsnog op single uitgebracht) nu nog haalt. Piet Veerman gaf in zijn autobiografie ook aan dat de tweede tenorzetting eigenlijk te hoog voor hem was. Zijn oom van moederskant, ex-dirigent Volendams Operakoor Jan Steur, die hij de proefbanden voor zijn klassiek geïnspireerde vijfde solo-album Cry For Freedom (1989) liet horen, was dezelfde mening toegedaan.

Piet Veerman gebruikte niet vaak zijn kopstem. Het einde van Midnight Cowboy (solo-album Back To You, 1980) vormt daarop weer een uitzondering. Hij had nimmer enig onderwijs in de zangkunst genoten. Pas toen zijn stem geblesseerd was geraakt, kreeg hij wat tips om een nieuwe blokkade te voorkomen en zelfs nog later, na de Catstijd, verdiepte hij zich meer in verschillende technieken, waarbij hij de samenwerking met een klassieke zangpedagoge al snel staakte omdat hij het gevoel had dat dit zijn natuurlijke manier van zingen te veel in de weg zou staan. Van nature zong hij al op een enigszins geschoolde manier (zoals met goede ademhaling). Mede daardoor kon hij veel variëren met zijn stem. Daarbij maakte hij gebruik van de verschillende holtes in zijn mond: nu eens strekte hij zijn keel, dan weer maakte hij zijn verhemelte hol of zong hij naar zijn neus. De latere Piet Veerman kan soms ook wat nasaler klinken.
Het zijn in ieder geval allemaal technieken die hij ontdekte tijdens het oefenen om tonen – vooral de hogere – mooier te laten klinken. Hij was heel gevoelig voor klank en Arnold Mühren schreef daar ook op, bijvoorbeeld – ee’s – of – ie’s – op hoge tonen. Jan Keizer (bühne-pianist The Cats (1975-1978)) merkte op dat Piet Veerman om een mooiere klank te verkrijgen medeklinkers soms inslikte. Luister naar de laatste zin van het tweede refrein van Why: ‘Now I’m back I realize / That you ’re the finest love I’ve ever had.’ Bij de laatste vijf woorden gebruikt hij vrijwel geen medeklinkers. Iets soortgelijks doet hij bij de laatste vier woorden van de op één na laatste zin van Rock & Roll (1974, alleen op single uitgebracht): ‘While you were changing your direction, I never even knew.’ Hierdoor krijgt de klankkast (strottehoofd tot aan lippen en neus) veel meer kans om ongestoord te resoneren, en dus boventonen te genereren. Ook speelde hij wel met formantenfrequenties aldus Jan Keizer, een techniek die tenor Luciano Pavarotti ook vaak gebruikte: van een bepaalde klinker maakte hij desnoods een andere klinker als dat mooier klonk. Dat Why eigenlijk twee refreinen heeft, realiseerde componist Arnold Mühren zich overigens pas nadat Peter Koelewijn hem had gevraagd ‘nog eens zoiets als Lea of Why te schrijven’.
Piet Veerman speelde ook weleens met teksten zelf. Zo opent hij het door hem gecomponeerde, dramatische, met een snik gezongen Phone Call (Take Me With You, 1970) met ‘You’ll never know who I am / but I saw you stop by at Sam’s’. Jan Sam was toentertijd barkeeper in Bar de Molen, én hij was de zoon van Sam Hansen de schoenlapper wiens winkel ook een populaire ontmoetingsplaats was. Een rijmend insidersgrapje. Van de dichter terug naar de zanger. Zijn volle, krachtige geluid is warm, donker, licht gespannen met meestal een stevig natuurlijk vibrato. Vanwege zijn grote volume zingt hij van nature luid. Zijn klank en zijn aan eind negentiende eeuwse opera en levenslied – en later aan gospel, rhythm & blues en soul, zie Deel 6 over de vroegste popmuziekinvloeden op The Cats – ontleende dramatische voordracht bleek bij uitstek geschikt voor mid-tempo ballads.

Method actor
Als dat het drama of de spanning verhoogde, durfde hij tijdens optredens het tempo desnoods ook tot het uiterste te vertragen, luister naar Vaya Con Dios (The Cats Live, 1984). Dat Piet Veerman naast zanger op het podium ook vaak een acteur, in het bijzonder een ‘method actor’ was, wijst er ook op dat operazangers, in feite ook acteurs, zijn voorbeelden waren. De vraag in hoeverre Piet Veerman twijfelde aan de mate waarin hij in staat was om puur via zijn zang de gewenste emotie-overdracht bij zijn publiek te bewerkstelligen, klinkt gezien zijn markante stem misschien wat vreemd maar blijft niettemin interessant. Het de dynamiek verhogen door het gebruik van zijn handen, armen, en soms zijn hele lijf is in ieder geval herkenbaar voor eenieder die Piet Veerman weleens live heeft zien zingen. Expressieve gelaatsuitdrukkingen worden niet alleen door hem gebruikt, het vormt een van zijn handelsmerken, en wordt ook als een aspect van het Volendamse ‘mooi-zingen’ beschouwd.
Rubato ofwel geroofde tijd
Op dit laatste punt kan ook Ben E. King als voorbeeld hebben gediend (zie Deel 4). Het vormt een belangrijk verschil met Cees Veerman, die alles aan zijn stem overliet (zie hierna). Zelfs op Volendam – waar hij met liefde wordt geparodieerd door The Pietels, het gezelschap waarbinnen de door ons geïnterviewde Kees Veerman (Jozef ), een achterneef van Piet Veerman, laatstgenoemde zangtechnisch en theatraal zo goed imiteerde, dat hij door The Tribute To The Cats werd gevraagd om de soulnummers van Piet Veerman te komen vertolken – twijfelt echter niemand eraan dat Piet Veerman daadwerkelijk voelt wat hij zingt. Doordat hij voornamelijk op gevoel zong, doorleefd geëmotioneerd, ging hij, om het drama te verhogen, soms nogal vrij om met ritme en tempo, een techniek die binnen de operatraditie rubato (Italiaans: geroofde tijd (letterlijk) of vrij in tempo (figuurlijk)) wordt genoemd.

Volendammer ‘mooizingen’
Het maatloos (vrij) zingen geldt overigens ook als een kenmerk van het Volendamse ‘mooizingen’. Het drama, de passie en de hartstocht die Piet Veerman in zijn zang legt, de lange, gevibreerde, soms versierde tonen met dramatische intonatie, vertonen sterke gelijkenis met operastemmen zoals de emotievolle Beniamino Gigli (1890-1957) en de romantische Mario Lanza (1921-1959), die in de traditie van het in het eerste artikel al even aangestipte, rond 1880 opkomende, verismo (Italiaans: realisme) traden. Dit bracht iets rauws in de operamuziek: de zang werd volkser omdat ´de gewone man´ begon te zingen. Waar tot dan toe de snik (voor het eerst te horen in Love Of The Common People, (Cats As Cats Can, 1967) alleen was toegestaan als onderdeel van de klankkleur van de stem (operaterm: morbidezza), mocht hij vanaf dan ook ‘op de stem liggen’ aldus Kees Schilder (Kos). Jaap Mol hoorde in Piet Veerman zelfs meer Tante Leen en Johnny Jordaan dan in André Hazes. Luisteraars die de muziek van The Cats sentimenteel noemen, houden doorgaans ook niet van opera.
Jordanese volkszang
Het naar de toon toe zingen (overigens ook een kenmerk van het Volendammer `mooizingen´), het ineens laten vallen van de toon, de lange uithalen, en inderdaad de snik (beluister ook Excuse Me (The Cats, 1968)), het zijn allemaal ook kenmerken van de Jordanese volkszang. Deze invloeden zijn verder ook goed te horen in de door Arnold Mühren gecomponeerde singles Lea (The Cats, 1968), Why (Colour Us Gold, 1969) en Marian (bonustrack Colour Us Gold, 1969) en in de door Piet Veerman zelf gecomponeerde single Where Have I Been Wrong (Take Me With You, 1970). Door de vrijheid in tempo en ritme (ook een kenmerk van gospel) die Piet Veerman zich bij zijn solozang permitteerde, waren geen twee uitvoeringen hetzelfde. Daarom was hij in achtergrondkoortjes live en bij plaatopnames minder goed bruikbaar. Ook tijdens optredens zorgde deze vrijheid in tempo voor ergernis bij de andere Catsleden die zich aan Piet Veermans onvoorspelbaarheid moesten aanpassen, zoals een geërgerd sissende Jaap Schilder die op het podium achter hem stond: “Tellen, Piet!” Volgens Kees Schilder (Kos) zijn dit soort conflicten tussen tenoren en dirigenten, en zelfs tussen zangers onderling, in ieder geval tijdens repetities standaard. Hij noemt de uit 1976 stammende, wonderschone versie (ook op single uitgebracht) van het duet Au Fond Du Temple Saint uit George Bizets opera Les Pêcheurs De Perles (bekend als ‘de parelvissers’) als voorbeeld. Tenor Pavarotti, op de top van zijn kunnen, gooide zogezegd de trossen los, bas Gaiavrov had hem maar te volgen.

Wanneer Piet Veerman nog meer expressie in zijn zang wilde leggen dan met zijn van nature wat trillende, warme klank al mogelijk was, voegde hij een raspend geluid toe, zoals te horen is in Vaya Con Dios (The Cats, 1968) – in het eerste couplet aan het eind van zinnen en woorden, zoals “…the time has come to part” (0:32), in het tweede juist aan het begin, zoals “Now the village mission bells…” (0:57). Hier wordt duidelijk dat Piet Veerman geen gêne voelde om zijn stem tot het uiterste van zijn bereik te sturen zoals dat binnen soul vaak gebeurd (binnen de opera overigens niet). Dit is nog beter te horen in Goodbye Baby Goodbye (Cats As Cats Can, 1967). Zijn klank is daar echter niet meer glad en warm, maar schor en uiterst fel (voor een vergelijking van verschillende versies van dit nummer zie Deel 4).
Slepend gospelrefrein
Ook kenmerkend voor soul is de warme, donkere kleuring die Piet Veerman zijn stem soms nog extra kon geven. Some-where Up There (b-kant van de single Marian en bonustrack op Colour Us Gold, 1969) inclusief soulcoupletten en een meeslepend gospelrefrein is zoals al vermeld Piet Veermans eerste eigen compositie. Het nummer viel geheel binnen de stijl van de liedjes waar hij op de eerste drie albums de solozang verzorgde. Met zijn volgende compositie, de single Where Have I Been Wrong dat het vierde Cats album Take Me With You (1970) opende, zorgde hij ervoor dat de invloed van country op het repertoire van The Cats nog sterker werd dan die via Cees Veerman van meet af aan al was. Piet Veermans Latijnse invloeden zorgden voor meer variatie in het groepsgeluid. In zekere zin zijn deze al hoorbaar bij Vaya Con Dios (The Cats, 1968). Maar zij komen vooral naar de oppervlakte in nummers als A Letter (Aglow, 1971), Let’s Dance (Signed By, 1972) en ook het samen met tekstschrijver Alan Parfitt geschreven Second Pair Of Eyes (Third Life, 1983). Vanaf Take Me With You ontleent hij zijn zangstijl – net als Cees Veerman – meer en meer aan countryzangers. Cees Veerman neigde daarbij meer naar countryrock en Piet Veerman meer naar countrypop.
Zo waren Piet Veermans voorbeelden Kris Kristofferson (luister naar Conclusions van Signed By (1972)), Mickey Newbury (Lonely Walk van Take Me With You (1970) en Winter’s End van Aglow (1971)), en vanaf come-backalbum Third Life (1983) ook Lee Greenwood (het door J. Crutchfield geschreven, een jaar eerder door Greenwood uitgebrachte It Turns Me Inside Out). Zelf geeft hij overigens aan dat hij Kris Kristofferson en Mickey Newbury pas in 1974 tijdens plaatopnames in Amerika ontdekte (zie Deel 5 over countryrock).

Cees Veerman
Smaakgeweten
Voor de echte The Catsliefhebber was de solozang van Cees Veerman (1943-2014) onmisbaar, en niet alleen vanwege de afwisseling die hij in het repertoire bracht. Zoals gezegd komt de uit hun gehele oeuvre opstijgende, sterke hang naar country oorspronkelijk van hem. Bij liveoptredens zong hij naast zijn eigen composities (waarvan hij op de plaat ook altijd de zang verzorgde) dan ook alle door hem zelf aangedragen countryrock-covers, die een belangrijke plaats innamen binnen hun live-set. Vooral door hem zaten The Cats de tijdgeest op de hielen. De eerste eigen albumcomposities (op debuutalbum Cats As Cats Can, 1967) Without Your Love en But Tomorrow waren ook van zijn hand. Hij bleef vervolgens ook altijd de productiefste componist.
Veelzijdige stem
Kees Schilder (de Bok) had het gevoel dat Cees Veerman zich als solozanger meer naar de samenzang richtte en Piet Veerman meer naar de instrumentale begeleiding. Volgens Frank Bond (AlascA), die aangaf zeer gecharmeerd te zijn van Cees Veermans stem, is die inderdaad bij uitstek geschikt voor de muziek uit de San Francisco-Bay Area waar hij van hield: Moby Grape, Love, The Byrds en Crosby, Stills, Nash & Young, laatstgenoemden zowel gezamenlijk als afzonderlijk (zie Deel 5). Zijn kracht zat volgens Frank Bond niet slechts in de croonerhoek; hij kon juist ook het stevigere en minder gepolijste werk vertolken. Cees Veerman deed voor de oprichting van The Cats op talentenjachten ook vaak Elvis Presley-covers, en zijn haardracht, een vetkuif, was daar in die tijd ook op afgestemd. Zijn indrukwekkende live-vertolking van het door Leiber & Stoller (zie ook Deel 4) gecomponeerde en door The Cats nooit op een studio-album opgenomen, vuig rockende rhythm & bluesnummer Kansas City (The Cats Live, 1984) – ook altijd al een live-favoriet van The Beatles (Beatles For Sale, 1964) – vormt daarvan een perfecte, gelukkig bewaard gebleven opname. Uit het door hem gezongen Turn Around And Start Again (1968), het eerste The Cats-nummer nieuwe stijl, dat nog wel uptempo is, blijkt dat zijn stem binnen een klassiek arrangement ook goed tot zijn recht kwam. Eigen compositie Without Your Love (Cats As Cats Can, 1967) – inclusief viool die de zang beantwoord en het karakteristieke klassiek aandoende pianomotiefje – en de Lewis & Clarke compositie Freedom Bird (inclusief cello) van Colour Us Gold (1969) vormen daar ook mooie voorbeelden van.

Tenor met een vrij lichte stem
Cees Veerman was een tenor met een vrij lichte stem, een heldere klank met een niet zo sterk, soms bijna geforceerd klinkend vibrato. Hij neeg naar een scherpe klank – zeker in zijn hogere bereik (inclusief kopstem). Luister bijvoorbeeld naar het reggae-achtige Night Time (Cats As Cats Can, 1967), voor het eerst tussen [0:22] en [0:28], of Sure He’s A Cat (1967, alleen op single uitgebracht), voor het eerst tussen [0:26] en [0:29]. De liedjes waarin hij de lead zong, bevatten meestal minder drama dan die waarin Piet Veerman soleerde en waren, ondanks het er vaak in getoonde verdriet, niet zelden beschouwender, berustender en daardoor uiteindelijk toch ook wat lichter van toon. De wat ruwere klank waarmee hij zijn stem kon kleuren paste daar goed bij. Luister bijvoorbeeld naar het door een dominante bas en honkytonkpiano gekenmerkte The End Of The Show (Signed By, 1972).
Without Your Love als blauwdruk
In Without Your Love − zeker thematisch een blauwdruk voor de latere, grote hits van de hand van Arnold Mühren − zorgde hij met een iets grover geluid voor een gekwelde uitstraling, terwijl het met een gladdere stem veel ‘romantischer’ had aangevoeld. Ook zijn aan de traditional The House Of The Rising Sun schatplichtige Remember The Good Times (The Cats, 1968) bevat dat door Frank Bond bedoelde rauwe randje. I Gotta Know What Is Going On (The Cats, 1968) laat vooral zijn gevoelige kant horen. Zijn talent voor sterke melodiëen komt misschien wel het mooist naar boven in het refrein van Samaina (Third Life, 1983). Zoals gezegd was de switch naar country vanaf Take Me With You in feite al door Cees Veerman voorbereid. AlascA’s frontman en belangrijkste componist Frank Bond vindt Crying Like I’ve Never Done Before (Take Me With You, 1970) een qua overgangen zeer interessante compositie, die muzikaal niet onder doet voor het beste werk van The Moody Blues. Don’t Waste My Time (Take Me With You, 1970) noemde hij een ‘jaloersmakend catchy country-geïnspireerd nummer’.
Melancholie met onverwachte wendingen
De steeds terugkerende kracht van componist Cees Veerman bestond volgens Bond uit de slim gekozen muzikale overgangen en de melancholische teksten die altijd onverwachte wendingen bevatten. Dat eerstgenoemd auteur (Marcel Tuyp) zijn My Friend Joe (Aglow, 1971) met die voor country karakteristieke pedal steel gitaar weer een van zijn fraaiste composities vindt, tekent het hoge niveau van Cees Veermans liedjes. Omdat zijn stem mooi contrasteerde met die van Piet Veerman, zong Cees Veerman daar vaak de tweede stem (een terts hoger) bij. Waar Piet Veerman een geheel eigen timing en ritme had, die per uitvoering kon verschillen, was Cees Veerman het tegenovergestelde. Hij kon een melodie in de studio twee keer zo inzingen dat het over elkaar geplakt als één klonk: feilloze timing. Volgens Jaap Schilder was Cees Veerman in de koren vanwege zijn perfecte zangtechniek onmisbaar. Zijn twee keer opgenomen stemmen waren zo griezelig gelijk dat het af en toe klonk als ‘flanging’, het effect dat bijvoorbeeld The Small Faces gebruikten in Itchycoo Park (1967), aldus Arnold Mühren.
I Walk Through The Fields
Dit flanging effect is vernoemd naar de spoelflenzen van de twee bandrecorders waarmee twee identieke opnames synchroon werden gestart; deze beide signalen werden vervolgens gemixt naar een derde bandrecorder. Het synchroon lopen werd daarbij opzettelijk verstoord door beurtelings de tapespoelen van de twee synchroon lopende bandrecorders een ietsje tegen te houden zodat er tussen de twee signalen een minieme, steeds variërende verschuiving in tijd ontstond. Dit veroorzaakt een vervreemdend geluid.
Cees Veermans technisch ontwikkelde zangvermogen maakte ook nog een andere, door The Cats éénmalig toegepaste truc mogelijk. Voor de coupletten van het op Volendam immens populaire en aan Cryin’ Like I Never Done Before verwante I Walk Through The Fields (beiden Take Me With You, 1970) werd naar een vervreemdend, psychedelisch effect gezocht. Omdat galm per definitie altijd later dan het originele geluid komt, kwam de het experiment niet schuwende producer Klaas Leyen met het gewaagde plan om de galm van Cees Veermans solozang aan zijn daadwerkelijke zang te laten voorafgaan. Om dit effect te bereiken werd de multitrack tape achterste voren afgespeeld, en werd er galm op de achterstevoren zingende stem van Cees Veerman gezet. Vervolgens werd deze galm op een ander spoor opgenomen, waarna de tape weer normaal werd afgespeeld. Het gevolg is dat je eerst de galm hoort, en pas daarna de ‘echte’ stem van Cees Veerman. Door deze techniek werd zijn stem ook wat voller en kreeg een lichte echo. Met een slaggitaarpartij die je gevoelsmatig meer bij een vlotter nummer zou verwachten, bewijst arrangeur Wim Jongbloed ook in dit nummer weer zijn toegevoegde waarde.
Het verschil tussen Cees Veerman en Piet Veerman volgens Frank Bond
Wij vroegen Frank Bond (AlascA) of hij de grootste verschillen tussen de zangers en componisten Piet Veerman en Cees Veerman kon aangeven. Vanwege zijn weldoordachte, genuanceerde mening hier het antwoord in zijn geheel:

‘De stem van Cees Veerman was breder inzetbaar dan die van Piet Veerman. Omdat zijn stem minder krachtig was, drukte hij minder zijn stempel op de composities. Piet Veerman is meer een crooner die alles in dienst van zijn stem stelt. Cees Veermans stem liet meer ruimte voor de muziek, speelde meer rondom de muziek, en werd meer gekleurd door zijn singer-songwriterbenadering. Dit gaf zijn stem een ritmischere, muzikalere zeggingskracht binnen een zangbenadering die per nummer verschilde. Cees Veerman was minder genre-gebonden hetgeen ook blijkt uit het feit dat zijn inspiratiebronnen en zijn daaruit voortvloeiende songwriting diverser waren. Hij schreef creatieve, gedurfdere nummers binnen meerdere genres: singer-songwriter, country, folk en rock. Ik denk dat veel muziekliefhebbers The Cats slechts beoordelen op Piet Veerman en de ballads, terwijl zij met Cees Veerman ook een eigenzinnige songwriter in huis hadden die liedjes componeerde die destijds meededen in de alternatieve frontlinie en die qua sound en sfeer wederom actueel zijn.’

Jaap Schilder
Lonely Nights
De natuurlijke stem van Jaap Schilder is licht, soms tegen hees aan, en kan af en toe wat zweven. Door de dominantie van songschrijvers en solozangers Piet Veerman, Cees Veerman en Arnold Mühren werd hij als solozanger – op Homerun (1976) zingt hij zijn composities Annabell en het samen met Alan Parfitt geschreven Eleanor en op Third Life (1983) het samen met Cees Veerman en Edward Reekers gecomponeerde By Darkness Surrounded –, en daarmee vervolgens ook als songwriter te vaak onterecht buitenspel gezet. De concurrentie moordend noemen heeft in casu een wat vreemde connotatie maar is figuurlijk gezien niet eens overdreven. In 1976 bracht hij bij EMI het soloalbum Stay Ashore uit. Onder andere het daarop prijkende Whiskey Bottle – dat ook altijd al deel uitmaakte van hun liveset – had op geen enkel Catsalbum misstaan. Zijn samen met Cees Veerman gezongen Lewis & Clarke compositie Lies (The Cats, 1968) en eigen composities How Could I Be So Blind (b-kant single What Is The World Coming To en bonustrack Cats As Cats Can, 1967) Mandy My Dear (Colour Us Gold, 1969), maar vooral Lonely Nights (Aglow, 1971) zijn Catsklassiekers.
Het grootste stembereik
Ook zijn – de tekst is van Alan Parfitt – door Cees Veerman gezongen Nashville (Like The Old Days, 1978) en zijn door Piet Veerman gezongen Call Me (Flyin High, 1985) zijn sterk. Jaap Schilder had van alle Catsleden het grootste stembereik. De Amerikanen spraken tijdens de plaatopnames in de VS hun verbazing uit over zijn hoogste noten. Vooral door hem was het totale reikwijdte van The Cats als koor vrij groot: een octaaf boven of onder de hoofdmelodie was voor hem kinderspel. Op de single Love Is A Golden Ring (Third Life, 1983) is zijn lage koorstem, die vast, warm en rond is, vanaf [0:10] goed te horen. Bij Cees Veermans solozang, zowel live als op de plaat, zong Jaap Schilder vanwege de optimale kleuring vrijwel altijd de tweede stem. Op Shine On (1994), het laatste officiele album van The Cats (zonder Piet Veerman), neemt hij op een mede door hem gecomponeerd nummer ook de bluesy leadzang voor zijn rekening: One Phonecall Away. Falsettozang was echter zijn specialiteit en op die manier zong hij vaak samen met Arnold Mühren in de koortjes. Luister bijvoorbeeld naar de hoogste noten in Scarlet Ribbons vanaf [1:34], Why, Baby Why vanaf [0:35], en Freedom Bird vanaf [1:35] (alle drie van Colour Us Gold, 1969).

Steeds is hij het hier die er hoog, hard en fel uitspringt. Hij kon zijn stem verder ook nog een schreeuwerig, scherp ‘rockrandje’ geven; luister naar het laatste refrein, vanaf [2:46], van Hard To Be Friends (Hard To Be Friends, 1975). Voor een man zijn deze uithalen onwaarschijnlijk hoog. Met zijn scherpe gehoor kon Jaap Schilder direct horen welke melodielijn het koor een nog voller en completer Catsgeluid kon geven. Vervolgens verzorgde hij die stem dan vaak ook. Thoom Veerman (de Koe) die bij de Tribute To The Cats Band de verschillende instrumentpartijen en stemmen uitzoekt roemt op dit punt ook Jaap Schilders bijdrage en vermogen. Met uitzondering van de laatste twee, zijn de koortjes op alle dertien albums van de Volendamse Americana singer-songwriter Specs Hildebrand ook door hem ingezongen. Tijdens het door de Rabobank georganiseerde Concert Van De Eeuw (2004) liep Jaap Schilder, net voordat de vaste begeleidingsband waar hij onderdeel van uitmaakte wilde inzetten, rustig van het podium af met de simpele verklaring: ‘de bap (Volendams voor grootvader, MT & FH) moet even plassen’. De circa tweeduizend toeschouwers schikten zich in hun lot. Jaap Schilders onverstoorbaarheid was op Volendam daarvoor al spreekwoordelijk.
Arnold Mühren
Van componist Arnold Mühren waren zeven van de veertien zelfgeschreven Cats-singles zijnde drie van de vier zelf geschreven Top 40 nummer één hits (Lea, Why, Marian), twee nummer 3-hits (There Has Been A Time en One Way Wind (de grootste internationale Catshit)), één nummer 4-hit (Magical Mystery Morning) en één nummer 6-hit (Maribaja) afkomstig. Los van Why (duet tussen Arnold Mühren en Piet Veerman) en Magical Mystery Morning (gezamenlijke lead door Cees Veerman en Arnold Mühren) werden al deze composities gezongen door Piet Veerman.

Zelf had Arnold Mühren een redelijk rustige, egale stem, waar hij een aardig vibrato in kon leggen. Zijn geluid was licht en toegankelijk, maar bij een groter volume minder krachtig dan bijvoorbeeld dat van Piet Veerman. Omdat zijn timbre al een enigszins melancholische ondertoon en intonatie had, kon Arnold Mühren eenvoudig veel drama inbrengen. Luister naar de opening van Why (Colour Us Gold, 1969). Dit lied schreef hij oorspronkelijk als duet voor Piet Veerman en Cees Veerman, die vanaf Times Where When (The Cats, 1968) (zie ook Deel 3) als leadzanger op de singles was vervangen door eerstgenoemde.
Omdat The Cats niet tevreden waren over de eerste opname en Cees Veerman de volgende dag ziek was, werd besloten dat Arnold Mühren zelf Cees Veermans partij zou zingen. Uit deze bijdrage blijkt zowel de rust die zijn stem uitstraalt als het drama dat hij in een uitvoering kon leggen. Zijn vocale bijdrage aan Wo Ist Die Liebe (Duitstalig verzamelalbum Katzenspiele, 1972), de Duitse versie van Why, is technisch misschien nog wel beter. Hij kon met zijn kopstem flink de hoogte in, maar zijn klank was minder fel dan Jaap Schilders falsetto. Jaap Mol noemde Arnold Mührens stem binnen de samenzang zowel verbindend als bepalend. Op de meeste albums nam Arnold Mühren de solozang van een van zijn eigen composities voor zijn rekening.
Op Take Me With You (1970) doet hij dat zelfs op alledrie de door hem aangedragen composities. If I Could Make You Blue is een pareltje. Dat zijn solozang bij Catsfans geliefd was, blijkt uit het gejuich dat opstijgt als de titeltrack van Take Me With You op The Cats Live (1985) wordt ingezet.

Theo Klouwer
Ondanks dat wij in dit artikel focusten op de (samen)zang mag niet worden vergeten dat drummer Theo Klouwer (1947-2001) los van de door hem aangedragen composities Today (Colour Us Gold, 1969), Irish (Take Me With You, 1970) en It’s Over Now, (b-kant van de ook niet op lp verschenen single Don’t Waste Your Time, 1971) in sociaal opzicht – zowel intern als extern – voor The Cats van doorslaggevend belang is geweest. Hierin vormde hij het verlengstuk van manager Jan Buys (Tuf ), een briljante people manager wiens kwaliteiten wij in Deel 6 kernachtig weergeven.