Paul Rink, Drie oude vissers, ca. 1902, olieverf op doek, 60 x 90cm (Collectie Volendams Museum)

Drie oude vissers

Dit olieverfschilderij is in 1982 aangekocht door Klaas Mol en hangt in het Volendams museum. Het is het werk van een meester. Ook omdat het een wereld opent, zoals de Duitse filosoof Martin Heidegger (1889-1976) in zijn Der Ursprung des Kunstwerkes (college-aantekeningen uit 1935-1936) opmerkte naar aanleiding van Van Goghs Schoenen. Hier verschijnen niet drie mannen, in deze sterk aangezette door zon en zout verweerde en getaande gezichten verschijnt het vissersbestaan zelf. Via hun grove, knokige handen laat Paul Rink de zware arbeid zien. De wat zwaarmoedige sfeer zal zeker deels zijn veroorzaakt door het melancholische verlangen naar die soms gevaarlijke zee, en de ongelofelijke vrijheid en terechte status die dit met zich meebracht. Ooit waren zij échte mannen. Iets waar de gemiddelde Westerse man nog slechts van kan dromen. In de catalogus behorende bij de tentoonstelling die het Noord-Brabants museum in 1999 aan Paul Rink wijdde, merkte Van de Walle-Van Hulsen op dat deze tekeningen en aquarellen van scherp geobserveerde Volendammer vissers in een naturalistische stijl het meest coherente deel van Rinks oeuvre vormden. Hierin overheerste het credo van Tachtig: ‘gevoelsgetrouw’ in plaats van ‘natuurgetrouw’. Een jaar na de voltooiing van dit schilderij uit het Volendams museum overleed Rink aan een buikvliesontsteking. 

De schoenen van Van Gogh

Bij Uitzeilende botters van Maurice Sijs (zie schilderij 3) concludeerde ik in analogie met de hoofdpersoon van Stendhals roman Le Rouge et le Noir (1830) dat ik voor de zee en niet voor de kerk zou hebben gekozen wanneer ik niet in 1968 maar in 1868 was geboren. Kan ik mezelf vervolgens ook verplaatsen in de positie van deze gepensioneerde vissers? Heidegger zou zeggen dat je na het aanschouwen van dit schilderij het negentiende eeuwse Volendam nooit meer ziet als daarvoor, omdat de bril waardoor je kijkt inmiddels onherroepelijk is veranderd. Dat dit haast als een cliché klinkt, wijst waarschijnlijk op de gigantische invloed van zijn theorie. En naarmate je meer tijd in het kijken naar, en het inleven in dit schilderij investeert, des te meer kom je erachter dat hij gelijk heeft. Rink heeft deze vissers zoals u kunt zien ook meerdere malen in aquarel uitgevoerd. Jan Stroeks voorkeur gaat vanwege de sfeer uit naar de mogelijk als voorstudies van deze vissers gemaakte aquarellen.  

Paul Rink – Zeebonken

Een aquarel kent een vluchtigere, etherischere sfeer dan een olieverfschilderij. De Franse tekenaar-schrijver Henry Harvard die in 1873 een Zuiderzee-ontdekkingsreis ondernam, vergeleek in zijn boek La Hollande pittoresque: voyage aux villes mortes du Zuiderzee het straatbeeld van Volendam vanwege de hurkende mannen en hun klederdracht met dat van Constantinopel. Ook in India zitten mannen op straat in deze houding. Jan Stroek vertelde dat zijn vader Louw Stroek (van Jan Rus) van de VD 41 nadat hij in burger was gegaan naar eigen zeggen nooit meer een lekker zittende broek heeft gedragen. Een wijde trainingsbroek ging nog, maar daarmee kon hij niet naar de kerk. En met de strakkere broek van het ‘burger pak’ kon je onmogelijk in deze hurkende houding zitten zonder dat die uitscheurde.

Paul Rink – Nausikaä en Odysseus

De in het Brabantse Veghel geboren Paul Rink (1861-1903) won in 1887 met Nausikaä en Odysseus (zie afbeelding) de prestigieuze Prix de Rome voor schilderkunst. Daarmee kon hij drie jaar lang studeren in Italië, Spanje en Algerije. Onze naakte Odysseus richt hier aan Nausikaä de volgende smeekbede (vertaling Imme Dros): ‘Heb erbarmen vorstin! U bent na alle rampen / immers de eerste die ik zie, ik ken verder niemand / van de mensen in de stad of op het land hier. / Wijs me de stad en geef me iets om me mee te bedekken /. Een geestig verhaal is de Odysseus ook, en onze archetypische Westerse held had in zijn kwetsbaarheid zeker iets ontroerends. Nausikaä was behalve schoner dan de reeds de revue gepasseerde Circe (zie schilderij 3) gelukkig wel van goede wil. Behoorlijk mede-genomen in een dergelijke toch hachelijke situaatsie (vrij naar Reve). Die wedstrijd om de Prix de Rome had trouwens wel iets van de verkiezing van een nieuwe paus: net als de kardinalen bevonden de meedingende artiesten – die elkaar niet kenden – zich in strikte afzondering en de leeftocht werd door een luikje naar binnen geschoven. De Prix de Rome werd in 1808 naar Frans voorbeeld door Lodewijk Napoleon geïntroduceerd ter bevordering van de kunsten. Een tegenwoordige winnaar ontvangt een bedrag van € 40.000 plus een werkperiode in de American Academy in Rome. Een serieuze prijs.  

De blik in de ogen van deze vissers doet mij denken aan de openingsregels van het meeslepende titelnummer van Fisherman’s Blues (1988) van The Waterboys: ‘I wish I was a fisherman / Tumblin’ on the seas / Far away from dry land / And its bitter memories / Castin’ out my sweet line / With abandonment and love / No ceiling bearin’ down on me / Save the starry sky above // With light in my head / (…).’ Vertaald naar dit schilderij zou het dan ‘I wish I still was a fisherman’ moeten zijn. Nobelprijswinnaar Dylan frommelt zo’n extra lettergreep er desnoods zo tussenin. With you in my arms’ luidt de zin erna, de tweede van het refrein. In het tweede couplet wordt vervolgens een treinmachinist door dezelfde drang tot vrijheid gedreven, alsof om te zeggen dat die tweede zin van het refrein niet alleen voor vissers gold. De vrijgevochten mentaliteit en de scherpe, soms hilarische humor van onze zeelieden lijkt mij trouwens vrij authentiek te zijn geconserveerd binnen ons onvolprezen stukadoorsgilde: de ‘beren die smeren’, zij die in hun slechts met blik beplate botters op rubberen wielen elke dag bij nacht en ontij weer op die donkere, verleidelijke stad af moeten. Ik geef het u te doen. Met die you in de tweede zin van het refrein lijkt trouwens niet moeder de vrouw te worden bedoeld. Zouden er op Terschelling ook afstammelingen van Volendammer vissers wonen? Jan Stroek schatte in dat de sociale controle daarvoor waarschijnlijk toch te groot was. Jaap de Keuning (later Jaap De Zwijger) was de houder van het ‘boek van goed en kwaad’ van de Volendammer vloot die tot 1896 vanuit Terschelling op het Wad en de Noordzee viste. In 1944 heeft hij samen met zijn vrouw dit boek verbrand (Waarheid en Roddel, Piet en Evert Koning, p. 41). Piet Koning gaf aan dit een verstandige beslissing te vinden die hij als rechtgeaarde Volendam-historicus echter wel diende te betreuren. 

___________________________________________________________________________ 

Dit deel is eerder gepubliceerd in Cultureel Magazine 2Rewind 2016 

0 Shares:
You May Also Like